Opzetlus maken
Voor ieder haakwerk maak je een begin met een opzetlus. Soms wordt de opzetlus ook wel schuifknoop genoemd.
![]() |
Maak van de draad een lus, leg het uiteinde van de draad over de draad heen.
|
![]() |
Haal met de haaknaald, of met je vingers, de draad door de lus.
|
![]() |
Trek de lus wat aan en je hebt een opzet lus.
|
Lossen
Een “ Losse” is de naam van de basis steek waar vrijwel ieder haakpatroon mee begint. Een losse begint met het maken van een opzet lus en daarna haak je de eerste losse.
![]() |
Na het maken van de opzetlus, volgt de eerste losse. Haal, met de haaknaald, de draad door de lus.
|
![]() |
En daarna haal je weer de draad, met de haaknaald door de lus.
|
![]() |
Een aantal lossen achter elkaar heet een lossenketting.
|
Vasten
![]() |
Steek je haaknaald in de derde losse van je lossenketting (of door de eerst volgende steek) en trek de draad erdoor.
|
![]() |
Sla dan de draad om de haaknaald en trek de omslag door de twee lussen.
|
![]() |
Vasten geven een stevige smalle toer in je haakwerk.
|
Halve vasten
![]() |
Steek je haaknaald in de tweede lus van je lossenketting en trek de draad erdoor.
|
![]() |
Je hebt nu twee lussen op je haaknaald staan. Net als op deze foto (Maar hier zijn al wel een paar halve vasten gehaakt).
|
![]() |
Haal nu het eerste lusje door het tweede lusje. Je houdt dan weer een lusje over op je haaknaald.
|
![]() |
De halve vaste is lager dan de vaste.
|
Stokjes
Wanneer je een toer met stokjes begint, haak je altijd eerst drie lossen, deze lossen vormen dan je eerste stokje.
Steek daarna in op het vierde lusje vanaf het begin of in de eerstvolgende steek.
Steek daarna in op het vierde lusje vanaf het begin of in de eerstvolgende steek.
![]() |
Sla de draad om de haaknaald en steek in het eerstvolgende lusje. Trek de draad erdoor, je hebt nu drie lusjes op je haaknaald staan.
|
![]() |
Sla de draad weer om de haaknaald en trek hem door de eerste twee lusjes. Je houdt twee lusjes over op je haaknaald.
|
![]() |
Sla de draad weer om de haaknaald en trek hem door de twee lusjes.
|
Dubbelstokje
Hierbij doe je in principe hetzelfde als bij een gewoon stokje. Bij stap 1 sla je de draad 2 keer om de haaknaald. Het vervolg blijft hetzelfde totdat je de haaknaald door de lossen gaat trekken. Normaal gesproken ben je met twee keer doortrekken klaar. Bij een dubbel stokje blijf je de haaknaald door twee lussen trekken. Je haalt hierdoor de naald dus in totaal 3 keer door iedere keer twee lussen heen.
Halve stokjes



Sla de draad om de haaknaald en steek in het eerstvolgende lusje. Trek de draad erdoor, je hebt nu drie lusjes op je haaknaald staan.
Sla de draad weer om de haaknaald en trek hem door alle drie de lusjes die je op de haaknaald hebt staan.
Halve stokjes geven een wat minder hoge toer dan stokjes.
Magic loop
Sommige haakpatronen beginnen met het maken van een Magic loop ook wel Magische ring of verstelbare ring genoemd. Dit is een manier om een mooi gesloten rondje te maken.
Je kunt ook een rondje maken door een lossen ketting te sluiten aan het einde, maar met een magic loop krijg je een mooier resultaat.
Je kunt ook een rondje maken door een lossen ketting te sluiten aan het einde, maar met een magic loop krijg je een mooier resultaat.
![]() |
Deze video van Anne Dedemsvaart laat je zien hoe je een magic loop kunt haken.
|
Haakpatronen lezen (afkortingen en symbool)
Afkorting | Haaksteek |
l | losse |
hv | halve vaste |
v | vaste |
hst | half stokje |
st | stokje |
dst | dubbel stokje |
Haaksteek | Symbool |
Losse | ![]() |
Halve vaste | ![]() |
Vaste (1) | ![]() |
Vaste (2) | ![]() |
Half stokje | ![]() |
Stokje | ![]() |
Dubbel stokje | ![]() |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten